Heemkundige Kring Hobuechen 1135

Historische schets

De eerste bewoners

In Hoboken zelf vinden we tot nu toe geen sporen van een prehistorische bewoning. Er zijn wel talrijke oudheidkundige vondsten gedaan in Antwerpen, die erop wijzen dat deze streek al bewoond was tijdens het neolithisch tijdperk. De vondsten tonen ons ook bewoningssporen uit de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd, maar bijna geen uit de Merovingische tijd. Dit zou dus wijzen op een onderbreking in de bewoning tijdens het Merovingische tijdperk. Die onderbreking kan verklaard worden door de zeetransgressie, die omstreeks 300 na Chr. ons kustgebied, samen met de hele Scheldestreek onder water zette..


In het begin van de zevende eeuw is er aan de Antwerpse oever een nieuwe nederzetting gekomen van Merovingers. Vanaf Pepijn van Herstal (719) is de Frankische inname van de Schelde een feit geworden.


We mogen aannemen dat er zich Franken hebben gevestigd in Hoboken. De bodem, bestaande uit heidevelden en polders, was immers uiterst geschikt voor volken die speciaal streken hadden veroverd om aan landbouw en veeteelt te doen.


Hoboken was in die vroege periode (tot 1135) nog met Wilrijk verenigd, waar we duidelijke bewijzen vinden van een Frankische nederzetting. De driehoeksvorm van het dorpsplein, een reeks plaatsnamen uitgaande op -sele, -heim en -rode en sporen van “gemene” velden wijzen daarop. Het is mogelijk dat de Franken de Hobokense heide en bossen hebben benut voor hun kudden.


Hoboken in het hertogdom Brabant

Karel de Grote had alle Franken in één rijk samengevoegd. Het werd echter volgens Germaans gebruik opnieuw verdeeld onder zijn drie zonen : Karel ontving het westen tot aan de Schelde, Lodewijk de Duitser kwam in het bezit van het deel ten oosten van de Rijn en Lothaar I erfde het middendeel vanaf de Schelde tot de Beneden-Maas en de Rijn. Na de dood van Lotharius I werd het middendeel opnieuw in drie stukken verdeeld. Het noordelijk gedeelte, dat o.m. geheel ons land ten oosten van de Schelde omvatte, werd nu geregeerd door Lotharius II.


Oorlogen met bloedverwanten en de invallen van de Noormannen brachten het koninkrijk ten val. Het vroegere rijk van Lotharius II werd bij Brabant gevoegd, dat onderverdeeld was in drie gewesten of graafschappen : Brussel, Leuven en Antwerpen. Het gewest Antwerpen was verder onderverdeeld in kwartieren, landen of gouwen, waarvan de gouw “Rijen” de voornaamste plaats innam.


Hendrik II deelde de kwartieren opnieuw in. Antwerpen maakte hij tot markgraafschap, met Gothelo als eerste “Markgraaf van het Rijk”. Deze werd opgevolgd door Godfried met de Baard, Godfried de Bult en Godfried van Bouillon.


Tenslotte belandde het markgraafschap in het huis van Leuven. Na de vereniging van Leuven met Brussel noemden deze graven zichzelf hertogen van Brabant.


Het oude Land van Rijen vinden we nu verdeeld in vier delen:

  1. Het Kwartier van Rijen met Antwerpen, Lier en veertien dorpen, nl. Berchem, Boechout, Kalmthout, Kontich, Deurne en Borgerhout, Edegem, Essen, Hove, Mortsel, Schilde, Vremde, Wuustwezel, Wijnegem en Wilrijk.
  2. Het Kwartier van Zandhoven met Merksem en Broechem
  3. Het Kwartier van Herentals, waarvan in 1407 Hoboken en Hemiksem afhingen
  4. Het Kwartier van Hoogstraten


Later kwam Hoboken onder het kwartier van Hoogstraten terecht, tot in 1794, het jaar waarin de Fransen ons land in departementen indeelden.


Evolutie van plattelandsdorp tot industriegemeente

De tot op heden oudste vermelding van Hoboken vinden we in een brief van bisschop Lietardus uit 1135 :

 "...capellam de hobuechen quam liberam...".

In die tijd was ons land nog onderverdeeld in een aantal onafhankelijke hertogdommen en graafschappen. Hoboken, dat oorspronkelijk een zuiver landelijke gemeente was, behoorde tot het hertogdom Brabant en in dit hertogdom tot het kwartier of district het “Land van Rijen”. Later treffen we Hoboken aan onder het district Hoogstraten.


Vanaf de dertiende eeuw werd Hoboken door de hertogen in leen weggeschonken aan de familie van Perwijs. Hoboken vormde toen een heerlijkheid met aan het hoofd een heer, die bepaalde verplichtingen had tegenover de hertog van Brabant, maar die in Hoboken een zeer grote macht bezat over personen en goederen. Het dagelijks bestuur werd uitgeoefend door een schout of drossaard, die de vertegenwoordiger was van de heer. Recht werd gesproken door de heer zelf en de aangestelde schepenen. De meier was het hoofd van politie. De heerlijkheid viel achtereenvolgens in de handen van de families Vianden, Coucy, Bethune, Bar, Luxemburg en Nassau. Omstreeks 1500 telde Hoboken 644 inwoners. In 1526 was dat aantal gestegen tot 980 en men kende een eerder kalm bestaan in Hoboken. De Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje kwam in de tweede helft van de zestiende eeuw de rust verstoren. Het vruchtbare dorp werd verwoest en de ellende duurde voort tot in de achttiende eeuw.


Ondertussen was Hoboken tot baanderij verheven. Conrad Schetz, lid van een familie die rijk was geworden in Antwerpen tijdens de Gouden Eeuw, werd in 1600 tot baron uitgeroepen door Philips II, koning van Spanje en hertog van Brabant. Zijn vader Gaspar Schetz was gehuwd met Catherina d’Ursel, dochter van de toenmalige binnenburgemeester van Antwerpen. Deze familie had geen mannelijke nazaten meer en de zuster van Catherina, Barbara d’Ursel, besloot om één van de zonen (Conrad Schetz) van haar zus te adopteren op voorwaarde dat deze de naam en het wapen van Ursel zou aannemen. Eén van zijn opvolgers, Coenraat II d'Ursel, werd graaf en in 1717 werd Hoboken zelfs een hertogdom. De gemeente begon nu langzamerhand te herleven. De bevolking bestond grotendeels uit handwerkers en boeren. Van industrie was er toen nog bijna geen sprake.


Op het einde van de achttiende eeuw werd de orde opnieuw verstoord. De Franse overheersing bracht ellende en armoede onder de bevolking. Maar ook deze vloed van terreur ging voorbij. Wanneer in 1804 de laatste hertog van Hoboken stierf, kreeg het dorp een “maire” of burgemeester en hiermee werd de grondslag gelegd van de huidige bestuursvorm. Tijdens het Franse Bewind behoorde Hoboken tot het Departement der beide Neten en vanaf 1830 zou het ondergebracht worden in de provincie Antwerpen. De gemeente vertoonde ook in de negentiende eeuw nog een zuiver landelijk uitzicht. Buiten drie brouwerijen, zes smeden, twee kuipers, twee wagenmakers, een kaarsenfabriek, een steenbakkerij en een fabriek voor het maken van gewast doek, was er in de gemeente niets anders te vinden dan lusthoven, akkers, weiden en enkele resten heide. In 1860 telde de gemeente 2.544 inwoners, die vooral woonden rond de dorpskern en op de Molenwijk. Vanaf 1873, het jaar van de oprichting van de Scheepswerf, veranderde het beeld van de gemeente Hoboken.


We zouden kunnen spreken van de hergeboorte van Hoboken. De oprichting van de Scheepswerf N.V. John Cockerill langs de Schelde-oever werd gevolgd door het bouwen van een wolkammerij, de “S.A. pour le peignage de laines” in 1885 en in 1887 werd een ontzilveringsfabriek opgericht, in de volksmond ”De Zilver” genoemd.


Deze steeds verder uitbreidende industrialisatie deed het bevolkingsaantal snel stijgen. Van 1870 tot 1900 was het aantal inwoners verviervoudigd. In 1900 telde de gemeente 10.202 inwoners. Meteen was Hoboken, het plattelandsdorp, ingeschakeld in de ontwikkeling en de uitbreiding van de Antwerpse haven. Het bevolkingsaantal groeide aan tot 17.000 in 1910 en in 1914 bereikte de gemeente al de 20.000. Na de Eerste Wereldoorlog breidde de industrie zich verder uit. Bestaande nijverheden vergrootten, andere ontstonden, zoals Bell-Telephone, Schippers-Podevyn en Schuybroek.


Van 1920 tot 1930 groeide de bevolking nog met één derde aan. In 1930 telde Hoboken 416 ondernemingen, die samen ongeveer 10.000 mensen te werk stelden. De crisis van de jaren dertig heeft zich in Hoboken sterk laten voelen. Vele instellingen moesten hun deuren sluiten en andere kwamen de crisis slechts moeilijk te boven. De bevolkingstoeloop werd geremd.


Na 1945, wanneer de levensomstandigheden hun normaal peil bereikt hadden, ging de aandacht van het gemeentebestuur naar de verdere uitbouw van de gemeente. Het uitzicht van Hoboken werd totaal gemoderniseerd en gehumaniseerd. Hoboken was geëvolueerd van een plattelandsdorp tot een nijverheidsgemeente waar men kon wonen, werken en recreëren.

Share by: